In the spotlight
Komend concert
Vorig concert
Dick Bolt
Miriam Westgeest
Johannes Brahms (1833-1897)
2e symfonie opus 73 (1877)
De Duitse musicus Johannes Brahms maakte al vroeg in zijn leven naam als pianist, dirigent en componist. Grote symfonische werken publiceerde hij echter pas in de tweede helft van zijn leven. Dat hij daarmee zolang wachtte had niet te maken met een gebrek aan ambitie, integendeel! Graag wilde hij in de voetsporen van Ludwig van Beethoven treden, de grote componist die hij zeer bewonderde en die met zijn 9 symfonieën een indrukwekkend oeuvre van grootse en vernieuwende orkestwerken had neergezet.
Zo begon Brahms al in 1854 te werken aan zijn eerste symfonie in F-grote terts. De jonge componist zou er vervolgens nog eens 21 jaar over doen om het stuk te voltooien. De enorme schaduw van Beethoven zat hem danig in de weg. Gevoed door perfectionisme, twijfel en zelfkritiek bleef hij jarenlang schaven aan het werk. “Je hebt geen idee hoe iemand als ik zich voelt wanneer hij de hele tijd zo’n reus achter zich hoort marcheren”, schreef hij in 1870, zes jaar voordat de symfonie af was.
Maar het succes van zijn 1e symfonie gaf Brahms moed, de ban was gebroken.
De 2e symfonie in D grote terts schreef hij in slechts vier maanden tijd, alsof het hem geen enkele moeite kostte. Die moeiteloosheid laat zich ook horen. De compositie ademt een gemoedelijke vriendelijke sfeer. Deze symfonie heeft een lyrisch, bijna uitgelaten karakter. Brahms schreef hem tijdens een werkvakantie in het Oostenrijkse Karinthië. Het natuurschoon is hoorbaar de symfonie binnengeslopen, zodoende kreeg hij al gauw de bijnaam ‘Pastorale’. Echt lichtvoetig wordt het natuurlijk nooit bij Brahms, maar je hoort duidelijk de levensvreugde en ontspanning in dit werk. Maar voor de goede verstaander ligt er onder het rimpelloze oppervlak een diep verlangen, een ‘verloren idylle’. Brahms zelf noemde de symfonie dan ook niet zozeer zonnig en licht, maar ‘elegisch van karakter’.
De symfonie heeft een klassieke opbouw met twee hoekdelen in een levendig snel tempo, een tweede langzaam deel en als derde deel een scherzo.
1. Allegro non troppo.
De lage strijkers spelen in alle rust de eerste 3 noten: d-cis-d, de kern waaruit de hele symfonie zich ontwikkelt. Dan zetten de hoorns en houtblazers het ontroerende eerste thema neer, dat opbouwt naar een climax. Daarna spelen altviolen en celli het bitterzoete 2e thema. Na vele ontwikkelingen brengt Brahms een weldadige rust in het stuk, tot het einde aan toe.
2. Adagio non troppo.
Dit deel opent met een breed uitgesponnen en expressieve melodie in de celli, traag meanderend met daarboven klaaglijke blazerspartijen. Peinzend, elegisch van karakter.
3. Allegretto grazioso (quasi andantino).
Dit scherzo is veel lichter van toon. Lieflijke hobo’s spelen een Ländler, een rustige volksdans in driekwartsmaat. In feite een rondo, waarbij het lied met zijn variaties wordt onderbroken door eerst een woest galopritme in tweekwartsmaat en later door een zeer snelle wals.
4. Allegro con spiritu.
Onbekommerde vrolijkheid kenmerkt dit slotdeel. Beweeglijke, maar zacht klinkende strijkers in het hoofdthema worden abrupt door het volle orkest onderbroken, daarna introduceren de violen een breed neventhema. Het slot wordt ingeleid door dalende luide akkoorden met veel stralend koper, waarna de symfonie op triomfantelijke toon eindigt met het volle orkest en een roffel op de pauken.
Paul Robroek,
Bronnen: www.nl.wikipedia.org
www.concertgebouworkest.nl
www.symfonieorkest.be
www.nporadio4.nl
Sergei Rachmaninoff (1873-1943)
Concert voor piano en orkest nr. 2 in c-kleine terts op. 18 (1901)
Rachmaninoff geldt als een van de belangrijkste pianisten van de 20e eeuw. In zijn concerten speelde hij vooral werken uit het bekende romantische repertoire. Hij voelde zich niet aangetrokken tot de nieuwe muziekstijlen die in zijn tijd opgang deden.
Dat gold ook voor Rachmaninoff de componist. Met als grote voorbeeld Tsjaikovski bleef hij schrijven in de stijl van de Russische laatromantiek. Zijn eerste pianoconcert componeerde hij al in zijn conservatoriumtijd. Enkele jaren later waagde hij zich aan zijn eerste symfonie in de hoop dat die hem nog meer succes zou brengen. Die symfonie kreeg echter bij de première in 1897 een vernietigende kritiek, mogelijk als gevolg van een slechte uitvoering, (waarbij er geruchten de ronde deden dat de dirigent, Alexander Glazoenov, dronken was geweest). Rachmaninoff voelde zich de grond in geboord en raakte ernstig gedeprimeerd. Drie jaar lang slaagde hij er niet in muziek van betekenis te componeren.
Uiteindelijk stelt hij zich onder behandeling van dr. Nikolaj Vladimirovitsj Dahl, een psychotherapeut en tevens een verwoed amateurmusicus. De gesprekken met hem en een hypnosebehandeling slaagden erin Rachmaninoff zijn eigenwaarde en zelfvertrouwen en daarmee zijn creativiteit terug te geven. Als onderdeel van de therapie van dr. Dahl begon hij in de herfst van 1900 te werken aan zijn tweede pianoconcert. Het tweede en derde deel rolden snel en zonder veel moeite uit zijn pen.
In april 1901 rondde hij de compositie af met het eerste deel. Rachmaninoff speelde zelf de solopartij bij de première. Het concert werd met lovende kritieken overladen en hoort sindsdien wereldwijd tot het standaardrepertoire.
Rachmaninoff heeft het concert opgedragen aan zijn weldoener dr. Dahl.
Het concert bestaat uit 3 delen:
Het eerste deel, Moderato, begint met een pianosolo: een indrukwekkende reeks luider wordende akkoorden, afgewisseld met een lage octaafsprong in de linkerhand. Dit thema doet denken aan het luiden van klokken. Het geeft de opening van het concert een typisch Russische sfeer.
Deel twee, Adagio sostenuto, is een van Rachmaninoff’s mooiste en gevierde scheppingen.
Pianissimo speelt de piano kalm golvende arpeggio’s, daarboven zetten fluit en klarinet een verstilde melodie neer, sober, haast minimalistisch, maar vol nostalgie.
In de Finale, Allegro scherzando, werken de strijkers met korte staccato-motiefjes naar een climax toe, waarop de solist uitbundig zijn intrede doet. Daarna introduceert Rachmaninoff in de hobo en altviolen het tweede thema, een brede lyrische melodie. Dit weemoedige thema wordt nog enkele malen afgewisseld met pianistisch vuurwerk, waarna het tempo geleidelijk versnelt en het concert in een climax eindigt.
Paul Robroek,
Bronnen: nl.wikipedia.org
classyclassical.blogspot.com
Vooraankondigingen
2024
Winterconcert
Flos Campi

Orkest
-
datum: 27 januari 2024, 20.00 uur
-
componisten en uit te voeren werken
Brahms: Symphonie nr 2
Rachmaninov Pianoconcert nr 2 -
met solist: Philip Karmanov
-
dirigent: Dick Bolt
-
plaats Boskapel
-
entreeprijs € 20 inclusief drankje
Koor & piano
-
dirigente Miriam Westgeest
-
datum: 25 februari 2024 15.00 uur
-
plaats Petruskerk Nijmegen
-
entreeprijs €15 inclusief drankje
Orkest & Koor
-
Zondag 7 april
Podium van de stad,
in De Vereeniging
dirigent orkest: Dick Bolt
dirigent koor: Miriam Westgeest
Orkest & Koor
-
1 en 2 juni
Nijmegen Klinkt
Binnenstad nijmegen
dirigent orkest: Dick Bolt
dirigent koor: Miriam Westgeest
Trompetconcert, met orkest & koor
-
zondagmiddag 7 juli
waarschijnlijk Goffert Openluchttheater
Flos Campi m.m.v.
trompettist Eric Vloeimans
dirigent orkest: Dick Bolt
dirigent koor: Miriam Westgeest